Zelfstandige vaststelling van een psychische stoornis door de strafrechter: waar liggen de grenzen?

Research output: Contribution to journalArticleAcademic

Abstract

In de literatuur is er al herhaaldelijk op gewezen dat het sanctierechtelijk bewijscriterium voor de vaststelling
van een psychische stoornis (‘aannemelijk’) op grond waarvan tbs kan worden opgelegd onduidelijk is. Bovendien is onduidelijk welke kwantitatieve en kwalitatieve eisen er moeten worden gesteld aan het (overige) bewijs
indien in de gedragsdeskundige rapportage geen stoornis wordt vastgesteld. Een vergelijking van twee recente
relevante vonnissen illustreert de weerslag van deze onduidelijkheden in de feitenrechtspraak. Waar de ene
rechter meerdere aanwijzingen op psychiatrische problematiek dan wel persoonlijkheidsproblematiek nog
onvoldoende vindt om de vaststelling van een ziekelijke stoornis in de zin van artikel 37a Sr te schragen, stelt
een andere rechter een dergelijke stoornis vast louter op basis van (het karakter van) het bewezenverklaarde.
Zulke grote verschillen in benadering zijn onwenselijk bij de oplegging van een zware maatregel als tbs.
Original languageDutch
Article number2608
Pages (from-to)3018-3023
JournalNederlands juristenblad
Volume2021
Issue number36
Publication statusPublished - 22 Oct 2021

Cite this