Abstract
Bij de omzetting van de Richtlijn consumentenrechten in het BW is gekozen voor een extra sanctie bij een oneerlijke handelspraktijk. Op grond van het nieuwe lid 3 van artikel 6:193j BW is een overeenkomst die als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, vanaf 13 juni 2014 vernietigbaar. Met name bij overeenkomsten tussen een consument en een financiële dienstverlener of een effecten uitgevende instelling heeft dit grote gevolgen. De grondslag hierbij is schending van door de Wft voorgeschreven precontractuele informatie- en waarschuwingsplichten dan wel prospectusvoorschriften.
Op de financiële dienstverlener of uitgevende instelling rust de bewijslast dat de verstrekte informatie juist en volledig is. Wordt dit bewijs niet geleverd, dan staat een oneerlijke handelspraktijk vast. De belegger moet aannemelijk maken dat hij op deze handelspraktijk is afgegaan en kan vervolgens de overeenkomst vernietigen. Het World Online-arrest is hierbij behulpzaam; uitgangspunt is dat het csqn-verband tussen de verstrekte informatie en de beleggingsbeslissing vaststaat.
Om een aantal redenen is deze vernietigingsgrond onwenselijk. Zij doorkruist het verbod van artikel 1:23 Wft. De reden voor dit verbod zijn de onzekerheden en mogelijk grote gevolgen van vernietiging van financiële overeenkomsten. Bovendien zijn en worden deze financiële producten op grote schaal verkocht. 305-organisaties kunnen in rechte vernietiging vorderen. Ook kent de regeling OHP een ruim (personeel) toepassingsbereik. Is de tussenpersonen die het prospectus aan cliënten verstrekt een handelaar, namelijk degene die een handelspraktijk verricht in de uitoefening van beroep of bedrijf? Wie moet de gevolgen van de vernietiging dragen: alleen een wederpartij die handelaar is of ook de doorverkoper in de secundaire markt? Een redelijke uitleg beperkt het toepassingsbereik van de vernietiging tot de de (eerste) koper en wederpartij die tevens handelaar is. In dit artikel wordt bepleit dat artikel 6:230 BW analoog moet worden toegepast. De rechter kan dan (met terugwerkende kracht) de voorwaarden van de overeenkomst wijzigen.
Op de financiële dienstverlener of uitgevende instelling rust de bewijslast dat de verstrekte informatie juist en volledig is. Wordt dit bewijs niet geleverd, dan staat een oneerlijke handelspraktijk vast. De belegger moet aannemelijk maken dat hij op deze handelspraktijk is afgegaan en kan vervolgens de overeenkomst vernietigen. Het World Online-arrest is hierbij behulpzaam; uitgangspunt is dat het csqn-verband tussen de verstrekte informatie en de beleggingsbeslissing vaststaat.
Om een aantal redenen is deze vernietigingsgrond onwenselijk. Zij doorkruist het verbod van artikel 1:23 Wft. De reden voor dit verbod zijn de onzekerheden en mogelijk grote gevolgen van vernietiging van financiële overeenkomsten. Bovendien zijn en worden deze financiële producten op grote schaal verkocht. 305-organisaties kunnen in rechte vernietiging vorderen. Ook kent de regeling OHP een ruim (personeel) toepassingsbereik. Is de tussenpersonen die het prospectus aan cliënten verstrekt een handelaar, namelijk degene die een handelspraktijk verricht in de uitoefening van beroep of bedrijf? Wie moet de gevolgen van de vernietiging dragen: alleen een wederpartij die handelaar is of ook de doorverkoper in de secundaire markt? Een redelijke uitleg beperkt het toepassingsbereik van de vernietiging tot de de (eerste) koper en wederpartij die tevens handelaar is. In dit artikel wordt bepleit dat artikel 6:230 BW analoog moet worden toegepast. De rechter kan dan (met terugwerkende kracht) de voorwaarden van de overeenkomst wijzigen.
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | 104 |
Pages (from-to) | 526-534 |
Journal | Ondernemingsrecht |
Volume | 2015 |
Issue number | 5 |
Publication status | Published - Oct 2015 |
Externally published | Yes |