Abstract
Op 31 oktober 2017 deed A-G Machielse een voordracht tot cassatie in het belang der wet van het vonnis in de zaak Stichtse Vecht. In deze zaak ging het om een nalaten van de gemeente om een weg te onderhouden en om de nodige verkeersmaatregelen te nemen. Daardoor was sprake van een gevaarlijke wegsituatie die heeft geleid tot een ongeval waarbij een motorrijdster en haar duopassagier de dood vonden. De strafvervolging leidde weliswaar tot een veroordeling in verband met het nalaten de nodige verkeersmaatregelen te nemen, maar daarna is er cassatie in het belang der wet ingesteld. In zijn conclusie betoogt A-G Machielse dat de tenlastegelegde feiten naar hun aard, en gelet op het wettelijk systeem, rechtens enkel door gemeentelijke functionarissen kunnen worden verricht. Vervolging van individuele ambtenaren behoorde, gelet op de ‘collectieve aard van de fout’, niet tot de mogelijkheden. Wanneer de zienswijze van Machielse wordt gevolgd, heeft dit tot gevolg dat de officier van justitie niet ontvankelijk had moeten worden verklaard. In de literatuur is echter betoogd dat met een Straatburgse bril een dergelijke uitkomst niet aanvaardbaar is (zie bijvoorbeeld Alkema NJ 2005/210, Barkhuysen & Van Emmerik 2005, p. 88; Van den Munckhoff 2008, p. 577; Rijnhout, Sikkema & De Zanger 2014, p. 20). In deze blog wordt nagegaan of dat daadwerkelijk het geval is, en zo ja, waar een mogelijke oplossing van het probleem ligt.
Original language | Dutch |
---|---|
Media of output | Online |
Publication status | Published - 29 Jan 2018 |