Abstract
Achtergrond
De STOPP- en START-criteria zijn opgesteld om ten onrechte gebruikte en ten onrechte achterwege gebleven medicatie bij ouderen op te sporen. Of daarmee alle farmacotherapiegerelateerde problemen (FTP’s) kunnen worden opgespoord is echter nog niet onderzocht. Wij gingen na in hoeverre de STOPP- en START-criteria te vergelijken zijn met een volledige medicatiebeoordeling.
Methode
Eénentwintig apothekers uit 13 apotheken in Zuidwest-Nederland voerden in 2011 samen met 65 huisartsen een volledige medicatiebeoordeling uit bij 457 thuiswonende 65-plussers die minimaal vijf geneesmiddelen gebruikten. Wij voerden een retrospectief dossieronderzoek uit in een geanonimiseerde database met de FTP’s van deze patiënten. Primaire uitkomsten waren aantal, type en implementatiegraad van de FTP’s waarop STOPP-START-criteria van toepassing waren.
Resultaten
De mediane leeftijd van de patiënten was 77 jaar (interkwartielafstand 73-81) en 60% was vrouw. Van de 1656 in de database vastgelegde FTP’s was 81% niet te identificeren met de STOPP-START-criteria. START-criteria waren vaker van toepassing op de FTP’s dan STOPP-criteria (13 versus 5,7%; p < 0,01), maar de implementatiegraad van STOPP-criteria was hoger (56 versus 39%; p < 0,01). Aanbevelingen die geen verband hielden met de STOPP-START-criteria werden echter het vaakst doorgevoerd (66%; p = 0,047).
Conclusie
Een volledige medicatiebeoordeling volgens de impliciete methode, die berust op medische kennis en een gestructureerd gesprek met de patiënt, is de beste methode voor het opsporen van farmacotherapiegerelateerde problemen bij ouderen in de eerste lijn. Expliciete screeningsmethoden, zoals de STOPP-START-criteria, kunnen als hulpmiddel worden gebruikt
De STOPP- en START-criteria zijn opgesteld om ten onrechte gebruikte en ten onrechte achterwege gebleven medicatie bij ouderen op te sporen. Of daarmee alle farmacotherapiegerelateerde problemen (FTP’s) kunnen worden opgespoord is echter nog niet onderzocht. Wij gingen na in hoeverre de STOPP- en START-criteria te vergelijken zijn met een volledige medicatiebeoordeling.
Methode
Eénentwintig apothekers uit 13 apotheken in Zuidwest-Nederland voerden in 2011 samen met 65 huisartsen een volledige medicatiebeoordeling uit bij 457 thuiswonende 65-plussers die minimaal vijf geneesmiddelen gebruikten. Wij voerden een retrospectief dossieronderzoek uit in een geanonimiseerde database met de FTP’s van deze patiënten. Primaire uitkomsten waren aantal, type en implementatiegraad van de FTP’s waarop STOPP-START-criteria van toepassing waren.
Resultaten
De mediane leeftijd van de patiënten was 77 jaar (interkwartielafstand 73-81) en 60% was vrouw. Van de 1656 in de database vastgelegde FTP’s was 81% niet te identificeren met de STOPP-START-criteria. START-criteria waren vaker van toepassing op de FTP’s dan STOPP-criteria (13 versus 5,7%; p < 0,01), maar de implementatiegraad van STOPP-criteria was hoger (56 versus 39%; p < 0,01). Aanbevelingen die geen verband hielden met de STOPP-START-criteria werden echter het vaakst doorgevoerd (66%; p = 0,047).
Conclusie
Een volledige medicatiebeoordeling volgens de impliciete methode, die berust op medische kennis en een gestructureerd gesprek met de patiënt, is de beste methode voor het opsporen van farmacotherapiegerelateerde problemen bij ouderen in de eerste lijn. Expliciete screeningsmethoden, zoals de STOPP-START-criteria, kunnen als hulpmiddel worden gebruikt
Translated title of the contribution | STOPP-START criteria cannot replace medication review |
---|---|
Original language | Dutch |
Pages (from-to) | 439-442 |
Number of pages | 4 |
Journal | Huisarts en Wetenschap |
Volume | 59 |
Issue number | 10 |
DOIs | |
Publication status | Published - 1 Jan 2016 |