Abstract
De afgelopen tijd zijn er verschillende civielrechtelijke procedures tegen de overheid gevoerd die kunnen worden gezien als verschijningsvormen van rechterlijke risicoregulering bij gezondheids-en milieurisico's. Rechterlijke risicoregulering houdt in dat aansprakelijkheidsrechtelijke procedures reguleringseffecten teweeg kunnen brengen die verder rijken dan de voorliggende procedure en zo tot veranderingen in de (overheids)regulering van risico's kunnen leiden. In deze procedures speelt de leer van de positieve verplichtingen zoals die is ontwikkeld onder artikel 2 en artikel 8 EVRM een belangrijke rol. Dit artikel behandelt enkele belangrijke juridische omstandigheden die bepalend zijn voor de mate waarin men met de onder het EVRM ontwikkelde positieve verplichtingen in de hand, de rechter als risicoreguleerder kan laten optreden. Een en ander wordt geïllustreerd aan de hand van rechtszaken ten aanzien van asbest, de Q-koortsuitbraak, het Nederlandse klimaatbeleid, het Nederlandse luchtkwaliteits-beleid en de invloed van de tabakslobby op het Nederlandse volksgezondheidsbeleid. Hoewel op papier het EVRM een belangrijk middel verschaft om te komen tot rechterlijke risicoregulering, bestaan er in de praktijk de nodige drempels om de civiele rechter als risicoreguleerder in stelling te brengen.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 207-230 |
Number of pages | 24 |
Journal | NTM/NJCM-Bulletin |
Volume | 43 |
Issue number | 2 |
Publication status | Published - 2018 |
Keywords
- Rechterlijke risicoregulering
- positieverplichtingen
- maatschappelijke impact van hetaansprakelijkheidsrecht