TY - BOOK
T1 - Rapport onderzoek: De ontwikkeling en validering van een LVB-screeningsinstrument voor toepassing in het basisonderwijs
AU - Wissink, I.B.
AU - Moonen, X.M.H.
AU - Zand Scholten, A.
AU - Stams, G.J.J.M.
AU - Bindels, A.
AU - Lekkerkerker, L.
AU - van der Wal, M.
PY - 2015/2/4
Y1 - 2015/2/4
N2 - Achtergrond: Het is van belang om een mogelijke Licht Verstandelijke Beperking (LVB) vroegtijdig te signaleren bij kinderen, zodat tijdig de juist hulp geboden kan worden en ernstige gedrags- en emotionele problemen voorkomen kunnen worden. De school kan een belangrijke rol spelen in de vroegtijdige signalering, maar er is nog geen theoretisch onderbouwd en gevalideerd instrumentarium beschikbaar om de scholen hierbij te helpen. In de DSM-5 wordt bij de definiëring van een verstandelijke beperking meer nadruk gelegd op de term ‘adaptief functioneren’. Een verstandelijke beperking verwijst naar gebrekkige algemene mentale vermogens die invloed hebben op het adaptief functioneren binnen drie domeinen (conceptueel, sociaal en praktisch). Deze drie domeinen bepalen hoe goed een individu omgaat met dagelijkse taken. Onderhavig onderzoek is gericht op de validering van de nieuw ontwikkelde Schaal Adaptief Functioneren (SAF; totaalschaal 15 items; drie subschalen: conceptueel, sociaal en praktisch), een screeningsinstrument dat ingezet kan worden om een risico op LVB mee te signaleren. Indien de score op de SAF laag is, kan vervolgdiagnostiek ingezet worden om uit te wijzen of er bij het kind daadwerkelijk sprake is van een LVB.Methode: De dataverzameling heeft plaatsgevonden in twee fases: de ontwikkelfase en de toepassingfase. Tijdens de ontwikkelfase (fase 1) hebben leerkrachten van basisscholen in Amsterdam en Almere via een online vragenlijst de SAF, SDQ, en Vineland Adaptive Behavior Scales (VABS) ingevuld voor leerlingen in hun klas. Tijdens deze fase zijn SAF-gegevens ingevuld over 1047 leerlingen (gemiddelde leeftijd = 8.9 jaar). De SAF is tevens na twee maanden nogmaals ingevuld over 756 leerlingen. Tijdens de toepassingsfase (fase 2) hebben leerkrachten via het Hart & Ziel leerlingvolgsysteem SDQ en cito gegevens ingevuld. De SAF werd door de leerkrachten ingevuld wanneer de leerling laag scoorde op de ‘pro-sociaal gedrag’ subschaal van de SDQ en op tenminste één van de cito-onderdelen en de leerling geen relatief hoge score (A of ii) had op de cito-onderdelen. Tijdens deze fase zijn SDQ en cito-gegevens ingevuld over 685 leerlingen en SAF-gegevens over 317 leerlingen. Tot slot zijn van deze groep 45 leerlingen verder onderzocht met de zogenaamde ‘Gouden standaard’, oftewel, LVB-experts hebben bij deze kinderen beoordeeld of er sprake was van een LVB op basis van de resultaten op een uitgebreide intelligentietest (VALT) en na een gesprek met de ouders en/of leerkracht van de leerling.Resultaten: De resultaten van huidig onderzoek bevestigen de betrouwbaarheid (interne consistentie, test-hertest betrouwbaarheid, intra-beoordelaars betrouwbaarheid), validiteit (inhoudsvaliditeit, meet invariantie voor kinderen met een autochtoon Nederlandse en allochtoon etnische achtergrond, constructvaliditeit), en er zijn aanwijzingen voor het discriminerend vermogen van de SAF, als screeningsinstrument waarmee gesignaleerd kan worden of er sprake is van een risico op LVB. Daarnaast zijn de sekse- en etnische verschillen in de SAF verkend. Vervolgonderzoek is in ontwikkeling en zal zich richten op het verzamelen van gegevens over meer leerlingen, zodat huidige gegevens gerepliceerd kunnen worden.
AB - Achtergrond: Het is van belang om een mogelijke Licht Verstandelijke Beperking (LVB) vroegtijdig te signaleren bij kinderen, zodat tijdig de juist hulp geboden kan worden en ernstige gedrags- en emotionele problemen voorkomen kunnen worden. De school kan een belangrijke rol spelen in de vroegtijdige signalering, maar er is nog geen theoretisch onderbouwd en gevalideerd instrumentarium beschikbaar om de scholen hierbij te helpen. In de DSM-5 wordt bij de definiëring van een verstandelijke beperking meer nadruk gelegd op de term ‘adaptief functioneren’. Een verstandelijke beperking verwijst naar gebrekkige algemene mentale vermogens die invloed hebben op het adaptief functioneren binnen drie domeinen (conceptueel, sociaal en praktisch). Deze drie domeinen bepalen hoe goed een individu omgaat met dagelijkse taken. Onderhavig onderzoek is gericht op de validering van de nieuw ontwikkelde Schaal Adaptief Functioneren (SAF; totaalschaal 15 items; drie subschalen: conceptueel, sociaal en praktisch), een screeningsinstrument dat ingezet kan worden om een risico op LVB mee te signaleren. Indien de score op de SAF laag is, kan vervolgdiagnostiek ingezet worden om uit te wijzen of er bij het kind daadwerkelijk sprake is van een LVB.Methode: De dataverzameling heeft plaatsgevonden in twee fases: de ontwikkelfase en de toepassingfase. Tijdens de ontwikkelfase (fase 1) hebben leerkrachten van basisscholen in Amsterdam en Almere via een online vragenlijst de SAF, SDQ, en Vineland Adaptive Behavior Scales (VABS) ingevuld voor leerlingen in hun klas. Tijdens deze fase zijn SAF-gegevens ingevuld over 1047 leerlingen (gemiddelde leeftijd = 8.9 jaar). De SAF is tevens na twee maanden nogmaals ingevuld over 756 leerlingen. Tijdens de toepassingsfase (fase 2) hebben leerkrachten via het Hart & Ziel leerlingvolgsysteem SDQ en cito gegevens ingevuld. De SAF werd door de leerkrachten ingevuld wanneer de leerling laag scoorde op de ‘pro-sociaal gedrag’ subschaal van de SDQ en op tenminste één van de cito-onderdelen en de leerling geen relatief hoge score (A of ii) had op de cito-onderdelen. Tijdens deze fase zijn SDQ en cito-gegevens ingevuld over 685 leerlingen en SAF-gegevens over 317 leerlingen. Tot slot zijn van deze groep 45 leerlingen verder onderzocht met de zogenaamde ‘Gouden standaard’, oftewel, LVB-experts hebben bij deze kinderen beoordeeld of er sprake was van een LVB op basis van de resultaten op een uitgebreide intelligentietest (VALT) en na een gesprek met de ouders en/of leerkracht van de leerling.Resultaten: De resultaten van huidig onderzoek bevestigen de betrouwbaarheid (interne consistentie, test-hertest betrouwbaarheid, intra-beoordelaars betrouwbaarheid), validiteit (inhoudsvaliditeit, meet invariantie voor kinderen met een autochtoon Nederlandse en allochtoon etnische achtergrond, constructvaliditeit), en er zijn aanwijzingen voor het discriminerend vermogen van de SAF, als screeningsinstrument waarmee gesignaleerd kan worden of er sprake is van een risico op LVB. Daarnaast zijn de sekse- en etnische verschillen in de SAF verkend. Vervolgonderzoek is in ontwikkeling en zal zich richten op het verzamelen van gegevens over meer leerlingen, zodat huidige gegevens gerepliceerd kunnen worden.
KW - dutch
M3 - Report
BT - Rapport onderzoek: De ontwikkeling en validering van een LVB-screeningsinstrument voor toepassing in het basisonderwijs
PB - Universiteit van Amsterdam
CY - Amsterdam
ER -