Abstract
Postmortaal onderzoek van bruinvissen en andere gestrande zeezoogdieren, vindt sinds december 2008 plaats bij de Afdeling Pathologie van het departement Biomolecular Health Sciences van de Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Dit is tot stand gekomen als gevolg van het ‘Agreement on the Conservation of Small Cetaceans of the Baltic and North Seas (ASCOBANS)’, dat sinds 1991 van kracht is.
Nederland heeft de verplichting zich in te zetten voor de instandhouding van de bruinvispopulatie in zijn wateren. Hierbij hoort de opzet van een efficiënt systeem voor het verzamelen van gestrande dieren en het uitvoeren van volledig postmortaal onderzoek om (indien mogelijk) een doodsoorzaak vast te stellen, weefselmonsters te verzamelen voor verder onderzoek en de voedselsamenstelling te documenteren. Sinds 2016 is het postmortaal onderzoek geborgd in de Wettelijke Onderzoekstaak (WOt) ‘Monitor bruinvis’. Een van de hoofddoelen van het onderzoek is het achterhalen van het aantal door menselijk toedoen gestorven bruinvissen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld bijvangst. Daarnaast worden de biologische gegevens van de onderzochte bruinvissen gedocumenteerd en weefsels veiliggesteld voor aanvullende onderzoeken.
In 2020 zijn in totaal 49 bruinvissen onderzocht: 28 volwassen, 9 juveniele dieren en 12 neonaten. De verdeling naar geslacht was 27 man en 22 vrouw. Daarnaast werden drie foetussen gevonden en bemonsterd: twee vrouwtjes en één mannetje.
Postmortaal onderzoek van negenenveertig casussen in 2020 heeft uitgewezen dat de meeste van de onderzochte dieren gestorven waren door een infectieziekte (18,4%). Grijze zeehond-aanvallen waren doodsoorzaak van tien van de onderzochte bruinvissen (20,4%), peri- en neonatale problemen waren de oorzaak van stranding en/of sterfte bij negen pasgeborenen (18,4%) en trauma bij zes dieren (12,2%). Daarnaast stierven twee volwassen bruinvissen door voedseltekort (verhongering en vermagering, 4%), maar er konden geen redenen voor het voedseltekort worden vastgesteld. Bijvangst was de vermoedelijke doodsoorzaak van één bruinvis (2%). Eén dier strandde vermoedelijk ten gevolge van een eerdere grijze zeehond-aanval, maar overleed door steektrauma, een ander dier stierf tijdens de bevalling (beide beschreven in de categorie ‘overig’, 4%). De doodsoorzaak van één bruinvis bleef onduidelijk.
Nederland heeft de verplichting zich in te zetten voor de instandhouding van de bruinvispopulatie in zijn wateren. Hierbij hoort de opzet van een efficiënt systeem voor het verzamelen van gestrande dieren en het uitvoeren van volledig postmortaal onderzoek om (indien mogelijk) een doodsoorzaak vast te stellen, weefselmonsters te verzamelen voor verder onderzoek en de voedselsamenstelling te documenteren. Sinds 2016 is het postmortaal onderzoek geborgd in de Wettelijke Onderzoekstaak (WOt) ‘Monitor bruinvis’. Een van de hoofddoelen van het onderzoek is het achterhalen van het aantal door menselijk toedoen gestorven bruinvissen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld bijvangst. Daarnaast worden de biologische gegevens van de onderzochte bruinvissen gedocumenteerd en weefsels veiliggesteld voor aanvullende onderzoeken.
In 2020 zijn in totaal 49 bruinvissen onderzocht: 28 volwassen, 9 juveniele dieren en 12 neonaten. De verdeling naar geslacht was 27 man en 22 vrouw. Daarnaast werden drie foetussen gevonden en bemonsterd: twee vrouwtjes en één mannetje.
Postmortaal onderzoek van negenenveertig casussen in 2020 heeft uitgewezen dat de meeste van de onderzochte dieren gestorven waren door een infectieziekte (18,4%). Grijze zeehond-aanvallen waren doodsoorzaak van tien van de onderzochte bruinvissen (20,4%), peri- en neonatale problemen waren de oorzaak van stranding en/of sterfte bij negen pasgeborenen (18,4%) en trauma bij zes dieren (12,2%). Daarnaast stierven twee volwassen bruinvissen door voedseltekort (verhongering en vermagering, 4%), maar er konden geen redenen voor het voedseltekort worden vastgesteld. Bijvangst was de vermoedelijke doodsoorzaak van één bruinvis (2%). Eén dier strandde vermoedelijk ten gevolge van een eerdere grijze zeehond-aanval, maar overleed door steektrauma, een ander dier stierf tijdens de bevalling (beide beschreven in de categorie ‘overig’, 4%). De doodsoorzaak van één bruinvis bleef onduidelijk.
Original language | Dutch |
---|---|
Place of Publication | Wageningen |
Publisher | Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu |
Number of pages | 50 |
DOIs | |
Publication status | Published - May 2021 |
Publication series
Name | WOt-technical report |
---|---|
Volume | 204 |
ISSN (Print) | 2352-2739 |