Abstract
Sinds de eerste verwoesting van Palmyra in het jaar 272 na Christus door de Romeinse keizer Aurelianus, bleven de ruïnes in gebruik als legerkamp, verblijfplaats voor bedoeïnen, plunderoord voor grafrovers, en trekpleiser voor toeristen en archeologen. De romantisering van Palmyra, dat bijnamen kreeg als de 'bruid van de woestijn', en het 'Venetië van de zandvlakten', nam hand over hand toe. Aan deze situatie is in het nieuwste stadium van de ruïnificatie geen einde gekomen. Naar aanleiding van de recente verwoestingen door Islamitische Staat is er in het westen een nieuwe waardering ontstaan voor Zenobia als vredesvorstin, en wordt er naarstig gezocht naar de 'barbaar in ons zelf'. Terwijl Palmyra voor Syrië diende als symbool van nationale, anti-westerse trots, gebruiken de nieuwste machthebbers juist haar verwoesting om het westen te provoceren. Deze lezing brengt in kaart hoe in het afgelopen jaar Palmyra verder te gronde is gericht, en welke reacties daarop in oost en west gegeven zijn.
Original language | English |
---|---|
Publication status | Published - 2016 |
Bibliographical note
unpublished conference paperLecture given at: Eerste Zenobialezing, Rijksmuseum van Oudheden, Leiden