Parlementair taalgebruik en het Reglement van Orde van de Tweede Kamer: Naar een parlementaire gevaarzettingsdoctrine?

Maurice Adams, Eva van Vugt

Research output: Contribution to journalArticleAcademicpeer-review

Abstract

Het debat dat op dit moment gevoerd wordt over parlementair gedrag en omgangsvormen in de Tweede Kamer, zou niet alleen gestuurd moeten worden door de idee dat het Reglement van Orde vooral toeziet op de waardigheid van het parlement en ordehandhaving, nu ophitsende of antirechtsstatelijke taal gebezigd binnen het parlement meer dan ooit externe werking kan hebben. Moet het niet mogelijk zijn om steviger maatregelen te treffen, indien Kamerleden zouden oproepen om ‘diegenen aan te spreken’ die hebben meegewerkt aan ‘de verkiezingsfraude’, of wanneer zij bewust en herhaaldelijk de (waarden van de) democratische rechtsstaat op ondermijnende wijze ter discussie stellen? Moeten we wachten tot incidenten structureel blijken te zijn of daadwerkelijk leiden tot ondermijning van de democratische rechtsstaat of zelfs tot geweld? Met het aanvaarden van meer handvatten om reglementair op te treden tegen dit soort uitingen in het parlement, zou een parlementaire analogie kunnen ontstaan van de strafrechtelijke gevaarzettingsdoctrine. Want waarom zouden taaluitingen, die in het strafrecht potentieel zo ernstig worden bevonden dat ze een abstracte delictsomschrijving legitimeren, aan aparte reglementering door de Tweede Kamer moeten ontsnappen?
Original languageDutch
Article number745
Pages (from-to)880-888
Number of pages9
JournalNederlands juristenblad
Volume2022
Issue number12
Publication statusPublished - 1 Apr 2022

Cite this