Abstract
Dit rapport relateert onlangs verworven kennis over de grootte en timing van zeldzaam grote overstromingen van de Rijn in Nederland en aangrenzend Duitsland aan toepassingen in de ‘rivierarcheologie’. Sporen van bewoning van het rivierengebied liggen overwegend ingebed in oeverafzettingen van rivieren, die zijn afgezet tijdens overstromingen. Overstromingen zijn langs rivieren gewone, regelmatig terugkerende verschijnselen, maar niet iedere overstroming is even groot en extreem grote overstromingen komen onregelmatig voor.
Uit fysisch-geografisch onderzoek dat in de periode 2007-2013 vanuit de Universiteit Utrecht met partners is opgezet en uitgevoerd, is een tijdreeks met de grootste overstromingen van de Rijn in de afgelopen 8000 jaar beschikbaar gekomen (Proefschrift W.H.J. Toonen, 2013). Met het beschikbaar komen van nieuwe methodieken die een continu overzicht in het optreden van overstromingen scheppen – completer en generieker dan voorheen - lijken ook
de mogelijkheden hiervan in archeologisch gebruik te zijn gegroeid. Dit was aanleiding te verkennen wat de aanbevolen manieren van zulk gebruik zijn.
Zowel voor prehistorische tijdvakken als voor de protohistorische en historische tijdvakken levert de ontwikkelde onderzoeksmethode een sedimentaire overstromingsgeschiedenis waarin juist de allergrootste events zijn aan te wijzen en van een datering worden voorzien (figuur 10, tabel 1, p. 41-42). Ingebed in sedimenten van normale overstromingen, zijn de afwijkende event-lagen herkend van onregelmatig terugkerende extreme overstromingen en
op zeldzaamheid gerangschikt. Bij de huidige stand van onderzoek kan daarmee tot 8000 jaar terug van de allergrootste overstromingen – die zeldzamer dan eens per 500 jaar – de timing worden vastgesteld. Voor de jongste 1500 jaar is de resolutie van de tot nu toe verzamelde set gegevens groter, waardoor overstromingsevents met gemiddelde terugkeertijden van eens per 25 jaar individueel herkend konden worden.
Het in de tijd en in sedimentaire opeenvolgingen op archeologische sites kunnen aanwijzen van de allergrootste overstromingen, biedt nieuwe archeologisch-geologische dateringsmogelijkheden op site niveau (‘event-stratigrafie’). Dat voegt resolutie en interpretatief detail toe aan de bewoningsgeschiedenis van nederzettingen langs rivieren in de delta. Het herkennen van markers van overstromingen op archeologisch onderzochte locaties kan ook verdere kwantificering van de grootte van (pre)historische overstromingen ten goede komen.
Patronen van bewoning hangen door alle archeologische perioden heen sterk samen met verleggingen van rivierlopen, die zich tijdens opeenvolgende overstromingen hebben voltrokken. In het laatste millennium voor Christus, was de overstromingsintensiteit lager dan in het eerste millennium na Christus. Dat inzicht in de overstromingsgeschiedenis werkt door in paleogeografisch-archeologische reconstructies van veranderingen in de delta (vooral in de jongste 2500 jaar, gekoppeld aan het zich geleidelijk voltrekken van rivierverleggingen; tabel 2, p. 52-53) en is daarmee bruikbaar in synthetiserende archeologische studies. De invloed van overstromingen op de rivierdeltabewoners in de IJzertijd en Vroeg Romeinse tijd was vermoedelijk minder groot dan die in de Laat Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen.
Uit fysisch-geografisch onderzoek dat in de periode 2007-2013 vanuit de Universiteit Utrecht met partners is opgezet en uitgevoerd, is een tijdreeks met de grootste overstromingen van de Rijn in de afgelopen 8000 jaar beschikbaar gekomen (Proefschrift W.H.J. Toonen, 2013). Met het beschikbaar komen van nieuwe methodieken die een continu overzicht in het optreden van overstromingen scheppen – completer en generieker dan voorheen - lijken ook
de mogelijkheden hiervan in archeologisch gebruik te zijn gegroeid. Dit was aanleiding te verkennen wat de aanbevolen manieren van zulk gebruik zijn.
Zowel voor prehistorische tijdvakken als voor de protohistorische en historische tijdvakken levert de ontwikkelde onderzoeksmethode een sedimentaire overstromingsgeschiedenis waarin juist de allergrootste events zijn aan te wijzen en van een datering worden voorzien (figuur 10, tabel 1, p. 41-42). Ingebed in sedimenten van normale overstromingen, zijn de afwijkende event-lagen herkend van onregelmatig terugkerende extreme overstromingen en
op zeldzaamheid gerangschikt. Bij de huidige stand van onderzoek kan daarmee tot 8000 jaar terug van de allergrootste overstromingen – die zeldzamer dan eens per 500 jaar – de timing worden vastgesteld. Voor de jongste 1500 jaar is de resolutie van de tot nu toe verzamelde set gegevens groter, waardoor overstromingsevents met gemiddelde terugkeertijden van eens per 25 jaar individueel herkend konden worden.
Het in de tijd en in sedimentaire opeenvolgingen op archeologische sites kunnen aanwijzen van de allergrootste overstromingen, biedt nieuwe archeologisch-geologische dateringsmogelijkheden op site niveau (‘event-stratigrafie’). Dat voegt resolutie en interpretatief detail toe aan de bewoningsgeschiedenis van nederzettingen langs rivieren in de delta. Het herkennen van markers van overstromingen op archeologisch onderzochte locaties kan ook verdere kwantificering van de grootte van (pre)historische overstromingen ten goede komen.
Patronen van bewoning hangen door alle archeologische perioden heen sterk samen met verleggingen van rivierlopen, die zich tijdens opeenvolgende overstromingen hebben voltrokken. In het laatste millennium voor Christus, was de overstromingsintensiteit lager dan in het eerste millennium na Christus. Dat inzicht in de overstromingsgeschiedenis werkt door in paleogeografisch-archeologische reconstructies van veranderingen in de delta (vooral in de jongste 2500 jaar, gekoppeld aan het zich geleidelijk voltrekken van rivierverleggingen; tabel 2, p. 52-53) en is daarmee bruikbaar in synthetiserende archeologische studies. De invloed van overstromingen op de rivierdeltabewoners in de IJzertijd en Vroeg Romeinse tijd was vermoedelijk minder groot dan die in de Laat Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen.
Translated title of the contribution | Floods of the Rhine during the Holocene: Relevancy of the largest floods for archaeology in The Netherlands' river district |
---|---|
Original language | Dutch |
Place of Publication | Utrecht |
Publisher | Deltares |
Commissioning body | Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen |
Number of pages | 94 |
Publication status | Published - 11 Apr 2016 |
Publication series
Name | Deltares Reports |
---|---|
Publisher | Deltares |
No. | 1209091 |
Keywords
- Rhine-Meuse delta
- Floods
- Physical Geography
- Archaeology