Abstract
In de nacht van 25 op 26 augustus 2003 verschoof een deel van de veenkade langs de Ringvaart in Wilnis, met aanzienlijke schade aan publieke en private eigendommen tot gevolg. Op 6 mei 2014 wees het gerechtshof te ’s-Gravenhage het beslissende arrest in de zaak die daarop volgde tussen de gemeente De Ronde Venen en het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Het geschil spitste zich toe op de vraag of het hoogheemraadschap als beheerder en bezitter van de kering aansprakelijk was voor de schade aan de zijde van de gemeente. In het bijzonder betrof het de vraag in hoeverre de kering in Wilnis onder de gegeven omstandigheden als gebrekkig moest worden aangemerkt in de zin van art. 6:174 BW (Burgerlijk Wetboek). Gebrekkigheid van een opstal is namelijk het centrale criterium voor de vestiging van de zogenoemde ‘opstalaansprakelijkheid’ die is geregeld in het genoemde artikel. Het hof oordeelde dat het hoogheemraadschap niet aansprakelijk was, aangezien langdurige droogte, als oorzaak van de kadeverschuiving, op basis van de toenmalige stand van de wetenschap en de techniek nog niet werd onderkend als faalfactor. Het betrof, met andere woorden, een objectief onkenbaar risico. Het hoogheemraadschap viel verder niets te verwijten.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 42 - 49 |
Number of pages | 8 |
Journal | Water Governance |
Volume | 4 |
Issue number | 05-06 |
Publication status | Published - 2014 |
Keywords
- opstalaansprakelijkheid
- gebrekkigheid
- art. 6:174 BW
- art. 6:162 BW
- dijkdoorbraak Wilnis
- aansprakelijkheidsrisico