Abstract
Na ingrijpende gebeurtenissen, zoals de recente financiële crisis, komt de discussie
over de meest effectieve vorm van regulering en handhaving vaak op. Dit leidt
meestal, onder andere, tot het invoeren van nieuwe regelgeving of het aanpassen
(versterken) van bestaande regels en handhavingsmechanismen om soortgelijke
evenementen in te toekomst te voorkomen. Tegelijkertijd wil men effectief zijn in
de beleidscyclus.
De onafhankelijke bestuursorganen worden vaak gecreëerd naar aanleiding van
een crisis1 en gezien als een manier om effectiviteit in de beleidscyclus te verhogen;
‘because they are one step removed from election returns’,2 onafhankelijke
agentschappen worden geacht ‘to develop and employ expertise in order to produce,
or help principals produce appropriate public policy’.3 Echter, de mogelijke
oplossing voor een probleem brengt een andere uitdaging mee: ‘independent,
hence unaccountable’.4 Een ongemakkelijke verhouding tussen onafhankelijkheid
en accountability kan bestaan door het feit dat politieke verantwoordelijkheid
normaliter via de minister loopt; iets wat bemoeilijkt wordt door de onafhankelijke
status van agentschappen.5
Hoewel het debat over hoe de wetgever accountability van onafhankelijke agentschappen
kan verzekeren niets nieuws is, bestaan er verschillen wat betreft hoe
de wetgevers met dit dilemma omgaan. De situatie in de EU waarbij een aantal
onafhankelijke maar accountable financiële toezichthouders recent zijn ingesteld, lijkt te verschillen van de ervaringen op het nationale niveau. Hoewel Europese
Toezichthouders (ESA’s in de Engelse vertaling), vergelijkbaar met het nationale
niveau, ontworpen zijn om onafhankelijk te zijn ten opzichte van de Commissie,
heeft de Uniewetgever directe politieke controle via de vertegenwoordigde lichamen
(de Raad en het Europees Parlement (verder EP)) gecreëerd, twee nietunitaire
instituties wat hun samenstelling betreft. Dit artikel analyseert de onafhankelijkheid
en accountability van de nieuwe EU financiële agentschappen en
trekt een aantal lessen voor nationale wetgevers, die zich met het ‘onafhankelijkheid
vs. accountability’-dilemma geconfronteerd zien.
over de meest effectieve vorm van regulering en handhaving vaak op. Dit leidt
meestal, onder andere, tot het invoeren van nieuwe regelgeving of het aanpassen
(versterken) van bestaande regels en handhavingsmechanismen om soortgelijke
evenementen in te toekomst te voorkomen. Tegelijkertijd wil men effectief zijn in
de beleidscyclus.
De onafhankelijke bestuursorganen worden vaak gecreëerd naar aanleiding van
een crisis1 en gezien als een manier om effectiviteit in de beleidscyclus te verhogen;
‘because they are one step removed from election returns’,2 onafhankelijke
agentschappen worden geacht ‘to develop and employ expertise in order to produce,
or help principals produce appropriate public policy’.3 Echter, de mogelijke
oplossing voor een probleem brengt een andere uitdaging mee: ‘independent,
hence unaccountable’.4 Een ongemakkelijke verhouding tussen onafhankelijkheid
en accountability kan bestaan door het feit dat politieke verantwoordelijkheid
normaliter via de minister loopt; iets wat bemoeilijkt wordt door de onafhankelijke
status van agentschappen.5
Hoewel het debat over hoe de wetgever accountability van onafhankelijke agentschappen
kan verzekeren niets nieuws is, bestaan er verschillen wat betreft hoe
de wetgevers met dit dilemma omgaan. De situatie in de EU waarbij een aantal
onafhankelijke maar accountable financiële toezichthouders recent zijn ingesteld, lijkt te verschillen van de ervaringen op het nationale niveau. Hoewel Europese
Toezichthouders (ESA’s in de Engelse vertaling), vergelijkbaar met het nationale
niveau, ontworpen zijn om onafhankelijk te zijn ten opzichte van de Commissie,
heeft de Uniewetgever directe politieke controle via de vertegenwoordigde lichamen
(de Raad en het Europees Parlement (verder EP)) gecreëerd, twee nietunitaire
instituties wat hun samenstelling betreft. Dit artikel analyseert de onafhankelijkheid
en accountability van de nieuwe EU financiële agentschappen en
trekt een aantal lessen voor nationale wetgevers, die zich met het ‘onafhankelijkheid
vs. accountability’-dilemma geconfronteerd zien.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 155-171 |
Journal | RegelMaat |
Issue number | 3 |
DOIs | |
Publication status | Published - 2014 |