Abstract
De centrale vraag in deze twee prejudiciële verwijzingen
was of belanghebbenden, eigenaren van respectievelijk
een kasteel in België en een landgoed in het Verenigd
Koninkrijk, gebruik konden maken van Nederlandse
belastingvoordelen voor het behoud van nationaal cultureel
en natuurlijk erfgoed. De Nederlandse belastingautoriteiten
meenden van niet, waarna in beroep de vraag
is of dit een beperking vormt van het vrij verkeer van X
en Q (de vrijheid van vestiging, respectievelijk het vrije
kapitaalverkeer). Het Hof van Justitie was van oordeel
dat geen sprake was van een ongeoorloofde inbreuk op
het vrij verkeer, aangezien de situaties van X en Q niet
objectief vergelijkbaar zijn met die van een ingezetene
die een monument dan wel een landgoed in Nederland
bezit.
was of belanghebbenden, eigenaren van respectievelijk
een kasteel in België en een landgoed in het Verenigd
Koninkrijk, gebruik konden maken van Nederlandse
belastingvoordelen voor het behoud van nationaal cultureel
en natuurlijk erfgoed. De Nederlandse belastingautoriteiten
meenden van niet, waarna in beroep de vraag
is of dit een beperking vormt van het vrij verkeer van X
en Q (de vrijheid van vestiging, respectievelijk het vrije
kapitaalverkeer). Het Hof van Justitie was van oordeel
dat geen sprake was van een ongeoorloofde inbreuk op
het vrij verkeer, aangezien de situaties van X en Q niet
objectief vergelijkbaar zijn met die van een ingezetene
die een monument dan wel een landgoed in Nederland
bezit.
Translated title of the contribution | Objective comparability of tax benefits for cultural heritage: does the CJEU build castles in the sky? |
---|---|
Original language | Dutch |
Pages (from-to) | 188-195 |
Number of pages | 7 |
Journal | Nederlands Tijdschrift voor Europees recht |
Issue number | 6 |
DOIs | |
Publication status | Published - Jul 2015 |
Keywords
- EU law
- Taxation
- free movement
- non-discrimination