Abstract
Door het Verdrag van Maastricht (1992) werd het EU-burgerschap formeel in het EU recht geïntroduceerd. Sindsdien kan iedere onderdaan van een EU-lidstaat aan dat EU-burgerschap rechten ontlenen, onder andere het recht om vrij te reizen en te verblijven in de EU en het kiesrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen en het Europees Parlement in een andere EU Lidstaat. In 1998 oordeelde het HvJ EU in de eerste EU-burgerschapszaak dat EU-burgers die gebruik hadden gemaakt van hun vrije verkeer om te reizen, niet gediscrimineerd mogen worden op grond van hun nationaliteit. In 2009 voegde het Hof daar het recht op effectief genot van het EU-burgerschap aan toe, en zette deze lijn voort in de arresten Rottmann (JV 2010/122, ve10000329), Ruiz Zambrano (JV2011/146 nt P. Boeles, ve11000568) en Chavez-Vilchez (JV 2017/143 nt C.A. Groenendijik, ve17000895). In deze eerste kroniek over EU-burgerschap bespreekt Hanneke van Eijken de belangrijkste ontwikkelingen op het terrein van het EU-burgerschap, en richt zich daarbij met name op het vrij verkeer, gezinshereniging en nationaliteit vanaf 2019.
Original language | English |
---|---|
Pages (from-to) | 211-218 |
Journal | Asiel- & Migrantenrecht |
Volume | 2024 |
Issue number | 4 |
Publication status | Published - 14 May 2024 |
Keywords
- Asiel&Migrantenrecht (Tijdschrift)
- EU burger(schap)
- VWEU, art. 20 (Chavez etc.)
- Gezinshereniging en gezinsvorming
- Belang van het kind / IVRK / CRC
- Vrij verkeer van personen
- Vrijheid van vestiging
- Vrijheid van verplaatsing
- Discriminatie
- Nationaliteit(srecht)