Abstract
In de inleidende beschouwing bij het jaarverslag van de Raad van State gaat de Raad onder meer in op het recent
opnieuw opgelaaide debat over de rol van de rechter. Volgens dit essay behoeft een van de stellingen die de Raad
daar inneemt, dat correctie van het rechterlijk oordeel door de wetgever ‘veel moeilijker’ is wanneer deze
bovennationaal recht aan zijn oordeel ten grondslag legt en dat daarbij geen ‘overrule’ mogelijk is, nuancering.
Er is op dit terrein wellicht meer mogelijk dan de Raad van State veronderstelt. In dit essay wordt aangestipt
welke factoren daarbij potentieel relevant zijn en welke verdere constitutionele vragen deze constatering oproept.
opnieuw opgelaaide debat over de rol van de rechter. Volgens dit essay behoeft een van de stellingen die de Raad
daar inneemt, dat correctie van het rechterlijk oordeel door de wetgever ‘veel moeilijker’ is wanneer deze
bovennationaal recht aan zijn oordeel ten grondslag legt en dat daarbij geen ‘overrule’ mogelijk is, nuancering.
Er is op dit terrein wellicht meer mogelijk dan de Raad van State veronderstelt. In dit essay wordt aangestipt
welke factoren daarbij potentieel relevant zijn en welke verdere constitutionele vragen deze constatering oproept.
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | 1560 |
Pages (from-to) | 1796-1800 |
Number of pages | 5 |
Journal | Nederlands juristenblad |
Volume | 2020 |
Issue number | 25 |
Publication status | Published - Jun 2020 |