Abstract
Het arrest in de zaak tegen Thijs H. brengt enkele vragen over de beoordeling van ontoerekenbaarheid door de feitenrechter pregnant over het voetlicht. Hoe specifiek moeten vaststellingen zijn over de aard van de stoornis waar de verdachte aan leed? En welk criterium geldt voor ontoerekenbaarheid? In dit artikel wordt, mede aan de hand van een vergelijking met het Duitse recht, betoogd dat deze twee vragen niet los van elkaar te zien zijn. Deze zaak laat (opnieuw) zien dat meer duidelijkheid geboden is over de wijze waarop ontoerekenbaarheid moet worden beoordeeld.
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | 1135 |
Pages (from-to) | 1466-1472 |
Number of pages | 7 |
Journal | Nederlands juristenblad |
Volume | 2022 |
Issue number | 18 |
Publication status | Published - 20 May 2022 |