Abstract
Achtergrond Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht die kan leiden tot langdurig ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid.
Doelstelling De effectiviteit bepalen van cognitieve gedragstherapie (CGT) door huisartsen bij onverklaarbare, aanhoudende vermoeidheid onder werknemers.
Methode Een gerandomiseerd vergelijkend onderzoek op basis van een prerandomisatieonderzoeksopzet in de eerste lijn. Honderdeenenvijftig vermoeide werknemers met ziekteverzuim namen deel aan het onderzoek. De patiënten van de onderzoeksgroep ondergingen 5 tot 7 sessies cognitieve gedragstherapie van 30 minuten door een speciaal opgeleide onderzoekshuisarts, terwijl de deelnemers van de controlegroep geen behandeling kregen. Belangrijkste uitkomstmaten waren: ernst van vermoeidheid, zelfgerapporteerd ziekteverzuim, geregistreerd ziekteverzuim en klinisch herstel, vastgesteld na 4, 8 en 12 maanden.
Resultaten Aan het begin van het onderzoek voldeed 44% van de patiënten al aan de onderzoekscriteria voor het chronischevermoeidheidssyndroom. Er werden op geen enkel moment significante verschillen gevonden tussen de onderzoeksgroep en de controlegroep op de primaire en secundaire uitkomstmaten.
Conclusies Cognitieve gedragstherapie door huisartsen bleek geen werkzame interventie voor onverklaarbare, aanhoudende vermoeidheid. Aangezien onderzoekshuisartsen geen effectieve cognitieve gedragstherapie onder ideale omstandigheden konden bieden, is het onwaarschijnlijk dat huisartsen in de alledaagse praktijk meer succes zouden boeken.
Doelstelling De effectiviteit bepalen van cognitieve gedragstherapie (CGT) door huisartsen bij onverklaarbare, aanhoudende vermoeidheid onder werknemers.
Methode Een gerandomiseerd vergelijkend onderzoek op basis van een prerandomisatieonderzoeksopzet in de eerste lijn. Honderdeenenvijftig vermoeide werknemers met ziekteverzuim namen deel aan het onderzoek. De patiënten van de onderzoeksgroep ondergingen 5 tot 7 sessies cognitieve gedragstherapie van 30 minuten door een speciaal opgeleide onderzoekshuisarts, terwijl de deelnemers van de controlegroep geen behandeling kregen. Belangrijkste uitkomstmaten waren: ernst van vermoeidheid, zelfgerapporteerd ziekteverzuim, geregistreerd ziekteverzuim en klinisch herstel, vastgesteld na 4, 8 en 12 maanden.
Resultaten Aan het begin van het onderzoek voldeed 44% van de patiënten al aan de onderzoekscriteria voor het chronischevermoeidheidssyndroom. Er werden op geen enkel moment significante verschillen gevonden tussen de onderzoeksgroep en de controlegroep op de primaire en secundaire uitkomstmaten.
Conclusies Cognitieve gedragstherapie door huisartsen bleek geen werkzame interventie voor onverklaarbare, aanhoudende vermoeidheid. Aangezien onderzoekshuisartsen geen effectieve cognitieve gedragstherapie onder ideale omstandigheden konden bieden, is het onwaarschijnlijk dat huisartsen in de alledaagse praktijk meer succes zouden boeken.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 596-603 |
Journal | Huisarts en Wetenschap |
Volume | 48 |
Issue number | 6 |
DOIs | |
Publication status | Published - 2005 |
Externally published | Yes |