In deze annotatie ga ik in een strafrechtelijke context in op de klachten over een onrechtmatige inbreuk op de privacy en over het gebruik van het aldus verkregen bewijsmateriaal. Ik ga met name in op steeds strengere toets die het EHRM aanlegt met betrekking tot de kwaliteit van de wetgeving en de daarmee samenhangende toetsing die ten aanzien van inbreuken op de privacy door middel van heimelijke opsporingsbevoegdheden wordt vereist. Daarbij werp ik ook een korte blik op de toekomst: met het oog op het onlangs ingediende wetsvoorstel Computercriminaliteit III is het goed weer eens nadrukkelijk stil te staan bij de eisen die door het EHRM worden gesteld aan heimelijke (technische) opsporingsbevoegdheden en aan de (on)mogelijkheden voor de zittingsrechter om e.e.a. te toetsen.
Original language | Dutch |
---|
Finished | 15/01/15 |
---|
Publication status | Published - 2016 |
---|
Name | Jurisprudentie Bescherming Persoonsgegevens |
---|
No. | 57 |
---|
Volume | 2015 |
---|