Abstract
Het sociale stelsel dat sinds 1945 in Nederland werd ingevoerd verschilde hemelsbreed van dat van de jaren 30. Maar een breuk daarmee was het niet. Doorslaggevend was het tekort aan arbeidskrachten van na de oorlog. Het stelsel zelf stoelde echter nog steeds op het corporatieve systeem uit de jaren 30. De vakorganisaties hadden daarin de taak om hun achterban in het gareel te houden. In tijden van werkloosheid, maar zeker ook in tijden van een krappe arbeidsmarkt. Met de Twentse textielindustrie als voorbeeld onderzoekt Gerard Kuys wat precies ten grondslag lag aan de invoering van een nieuw sociaal stelsel in Nederland. Hij komt tot opmerkelijke conclusies over het overlegmodel dat met de Stichting van de Arbeid gestalte kreeg. Het was echter niet dat overlegmodel waardoor in de fabrieken de arbeider ineens als mens werd gezien. Doorslaggevend was een nieuwe manier van produceren, waarvoor het eigen inzicht van de man of vrouw achter de machine nodig was. Wat verdween met de jaren 30 was niet het corporatisme. De echte verandering vond in de fabrieken plaats. Daar moest een statisch kostenparadigma wijken voor een benadering die meer op productiviteit was gericht.
Original language | Dutch |
---|---|
Qualification | Doctor of Philosophy |
Awarding Institution |
|
Supervisors/Advisors |
|
Award date | 21 Apr 2010 |
Place of Publication | Amsterdam |
Publisher | |
Print ISBNs | 9789056296285 |
Publication status | Published - 21 Apr 2010 |