De Tweede Evaluatie Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

Jaap Sijmons, J.H. Hubben

Research output: Contribution to journalArticleAcademicpeer-review

Abstract

De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) verscheen op 11 november 1993 in het Staatsblad1 en is daarna gefaseerd in werking getreden. Doel van de wet was het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening en de bescherming van het publiek tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen in de gezondheidszorg. Daarbij had de wetgever gezocht naar een evenwicht tussen de bescherming van patiënten en burgers en de keuzevrijheid van patiënten en burgers.2 Anders dan de belangrijkste voorganger van deze wet, de Wet uitoefening geneeskunst, die door de Wet BIG werd vervangen, verbiedt de wet niet het uitoefenen van een geneeskundig beroep door anderen dan daartoe regulier opgeleide en goed gekwalificeerde zorgverleners. Het staat de burger in het kader van de zorg vrij om qua zorg te zoeken wat hem past en de wet heeft aldus een geheel open horizon. Ter bewaking van de kwaliteit staat tegenover deze ruime buitengrens als een kwaliteitskern een regeling van aan geregistreerde beroepsbeoefenaren voorbehouden geneeskundige handelingen (art. 36 Wet BIG), noodzakelijkerwijs gecombineerd met een stelsel van titelbescherming van de basisberoepen, zodat duidelijk is welke personen als beroepsbeoefenaren deze voorbehouden handelingen mogen verrichten (art. 3 Wet BIG).
Original languageDutch
Pages (from-to)264-281
Number of pages18
JournalTijdschrift voor Gezondheidsrecht
Volume38
Issue number4
DOIs
Publication statusPublished - 2014

Keywords

  • Wet BIG
  • evaluatie
  • kwaliteitswetgeving
  • tuchtrecht

Cite this