TY - CHAP
T1 - De klippen van het provincialisme
AU - Anten, J.H.M.
N1 - hfdst. IV
PY - 1982
Y1 - 1982
N2 - Waar blijven niet de propagandisten maar de makers van het nieuwe proza, vraagt Van Vriesland in 1930. In hetzelfde jaar wordt het ontbreken van dat proza door een aantal schrijvers gesignaleerd: naast Van Vriesland zijn dat Donker, Scholte en Lichtveld. De Nederlandse romanliteratuur, zo meent Donker, is een instrument waarop slechts enkele snaren gespannen zijn: ‘wat psychologie van kinderen en ongelukkig gehuwden, wat familieleven en folklore in romanvorm.’ Dezelfde mening zijn Du Perron en Marsman nog in 1935 toegedaan; het provincialisme - met deze kwalificatie wordt het ‘huiskamerrealisme’, de populaire streekroman (Coolen, De Man) en de moderne avonturenroman (Den Doolaard) aangeduid - blijft de vloek van onze literatuur.
Om aan dat provincialisme tegenwicht te bieden, doet Donker de schrijvers een overvloed van actuele onderwerpen aan de hand. Scholte wijst op het gevaar opnieuw tot woordkunst te vervallen als dichters proza gaan schrijven. Alleen Kuyle en Helman hebben volgens hem de dichter in zich overwonnen. Gereserveerd laat Lichtveld zich uit over het geserreerde proza van Marsman en Kuyle, en impliciet over de theorieën van Van Wessem. De taal behoort in haar volle lexicale en syntactische rijkdom te worden aangewend, vandaar dat hij de jonge auteurs het proza van Van Schendel, A. Roland Holst en Nijhoff ten voorbeeld stelt. Daarentegen worden ook door Lichtveld de regionale romans van Coolen en De Man afgewezen: van hun werk gaat geen vernieuwing uit; het zijn obstakels in het streven naar Europees niveau.
AB - Waar blijven niet de propagandisten maar de makers van het nieuwe proza, vraagt Van Vriesland in 1930. In hetzelfde jaar wordt het ontbreken van dat proza door een aantal schrijvers gesignaleerd: naast Van Vriesland zijn dat Donker, Scholte en Lichtveld. De Nederlandse romanliteratuur, zo meent Donker, is een instrument waarop slechts enkele snaren gespannen zijn: ‘wat psychologie van kinderen en ongelukkig gehuwden, wat familieleven en folklore in romanvorm.’ Dezelfde mening zijn Du Perron en Marsman nog in 1935 toegedaan; het provincialisme - met deze kwalificatie wordt het ‘huiskamerrealisme’, de populaire streekroman (Coolen, De Man) en de moderne avonturenroman (Den Doolaard) aangeduid - blijft de vloek van onze literatuur.
Om aan dat provincialisme tegenwicht te bieden, doet Donker de schrijvers een overvloed van actuele onderwerpen aan de hand. Scholte wijst op het gevaar opnieuw tot woordkunst te vervallen als dichters proza gaan schrijven. Alleen Kuyle en Helman hebben volgens hem de dichter in zich overwonnen. Gereserveerd laat Lichtveld zich uit over het geserreerde proza van Marsman en Kuyle, en impliciet over de theorieën van Van Wessem. De taal behoort in haar volle lexicale en syntactische rijkdom te worden aangewend, vandaar dat hij de jonge auteurs het proza van Van Schendel, A. Roland Holst en Nijhoff ten voorbeeld stelt. Daarentegen worden ook door Lichtveld de regionale romans van Coolen en De Man afgewezen: van hun werk gaat geen vernieuwing uit; het zijn obstakels in het streven naar Europees niveau.
KW - Specialized histories (international relations, law)
KW - Literary theory, analysis and criticism
KW - Culturele activiteiten
KW - Overig maatschappelijk onderzoek
M3 - Chapter
SN - 9063225040
T3 - Reflecties op letterkunde
BT - Van realisme naar zakelijkheid
PB - Reflex
CY - Utrecht
ER -