Abstract
De keuze tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving speelt niet uitsluitend op academisch niveau, maar is ook van belang voor de praktijk van de rechtshandhaving. In de onderhavige zaak is de verdachte veroordeeld wegens medeplegen van uitkeringsfraude, hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 227b Sr. Volgens de verdediging dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging, omdat het de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude niet heeft nageleefd. In plaats van een strafrechtelijke vervolging zou de zaak bestuursrechtelijk moeten zijn afgedaan. De Hoge Raad verwerpt de klacht van de verdediging. Volgens de Hoge Raad heeft het gerechtshof vastgesteld dat ten tijde van de vervolgingsbeslissing, in december 2016, op basis van de toen bekend zijnde gegevens over het benadelingsbedrag, was voldaan aan de criteria van de Aanwijzing.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 158-160 |
Number of pages | 3 |
Journal | Tijdschrift Bijzonder Strafrecht & Handhaving |
Volume | 2021 |
Issue number | 2 |
DOIs | |
Publication status | Published - 2021 |
Keywords
- art. 227b Sr
- Aanwijzing sociale zekerheidsfraude
- niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
- keuzecriteria
- vervolgingsbeslissing
- Strafrecht