Abstract
Een van de kenmerken van de obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) is de onzekerheid over cognitieve prestaties. Naast de opvallende onzekerheid die spreekt uit de klinische symptomen van de OCS-cliënten, vertonen ze ook milde onzekerheid op andere terreinen. Onderzoek naar onzekerheid bij OCS-cliënten is sterk geconcentreerd op onzekerheid over het geheugen, maar klinisch is dat niet goed te verdedigen: veel cliënten zijn onzeker over bijvoorbeeld de waarneming of de juistheid van hun redeneren. Interessant is dat de subjectieve onzekerheid van cliënten over hun geheugen als regel gepaard gaat met normale objectieve geheugenprestaties. De milde onzekerheid van OCS-cliënten, optredend in domeinen die niet betrokken zijn bij de stoornis, zou een risicofactor kunnen zijn voor de ontwikkeling van de stoornis. Getoetst werd daarom of individuen met een subklinische OCS (OC+), vergeleken met mensen met een geringe neiging tot OCS (OC-) onzekerder zijn over de accuratesse van hun semantisch geheugen, hun redeneren en hun (visuele) perceptie, en of de veronderstelde onzekerheid van de OC+ individuen samengaat met normale objectieve accuratesse. Met betrekking tot het semantisch geheugen werd het veronderstelde patroon inderdaad gevonden. Met betrekking tot perceptie en redeneren verschilden de groepen niet. De bevindingen worden kritisch besproken.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 5-13 |
Journal | Directieve Therapie |
Volume | 33 |
Issue number | 1 |
Publication status | Published - Jan 2013 |