TY - JOUR
T1 - Actuele opvattingen inzake civiel schadeverhaal via het strafproces
AU - Kool, R.S.B.
AU - Emaus, J.M.
PY - 2017
Y1 - 2017
N2 - Onlangs verscheen van onze hand het rapport Civiel schadeverhaal via het strafproces.1 Aanleiding tot het onderzoek was de opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) om te bezien hoe de voegingspraktijk anno 2016 verloopt, in het bijzonder gelet op de in 2010 ingevoerde wijziging van het voegingscriterium (art. 361 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)). Maar ook anderszins was er voldoende aanleiding voor deze verkenning. Sinds de laatste evaluatie van 20072 zijn er namelijk verschillende onderzoeken verschenen,3 werden beleidsmaatregelen getroffen en werd de Handleiding van de Raad voor de rechtspraak gepubliceerd.4 Uit de onderzoeken komt ondubbelzinnig naar voren dat slachtoffers groot belang hechten aan schadevergoeding en een voorkeur hebben voor verhaal via het strafproces. Overwegingen inzake procedurele rechtvaardigheid dragen daar, naast de aan het strafrechtelijk traject verbonden executoriale voordelen,5 aan bij. Er is, anders gezegd, geen ontsnappen aan voor de strafrechtspleging. De vraag ook is of men dat zou willen. Een antwoord op die vraag ligt besloten in de interviews die ten behoeve van ons onderzoek naar civiel schadeverhaal zijn gehouden. Daarin zijn rechters, officieren van justitie6 en advocaten7 gevraagd naar hun opvattingen over de plaats en betekenis van civiel schadeverhaal via het strafproces.8 Zijn die opvattingen gewijzigd ten opzichte van wat daarover is opgetekend in de evaluatie van 2007?9 En hoe komen deze opvattingen tot uitdrukking in de besluitvorming inzake het civiele schadeverhaal? Voordat we dit aandachtspunt uitwerken, besteden we kort aandacht aan de opzet van het onderzoek en noemen we de belangrijkste bevindingen.
AB - Onlangs verscheen van onze hand het rapport Civiel schadeverhaal via het strafproces.1 Aanleiding tot het onderzoek was de opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) om te bezien hoe de voegingspraktijk anno 2016 verloopt, in het bijzonder gelet op de in 2010 ingevoerde wijziging van het voegingscriterium (art. 361 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)). Maar ook anderszins was er voldoende aanleiding voor deze verkenning. Sinds de laatste evaluatie van 20072 zijn er namelijk verschillende onderzoeken verschenen,3 werden beleidsmaatregelen getroffen en werd de Handleiding van de Raad voor de rechtspraak gepubliceerd.4 Uit de onderzoeken komt ondubbelzinnig naar voren dat slachtoffers groot belang hechten aan schadevergoeding en een voorkeur hebben voor verhaal via het strafproces. Overwegingen inzake procedurele rechtvaardigheid dragen daar, naast de aan het strafrechtelijk traject verbonden executoriale voordelen,5 aan bij. Er is, anders gezegd, geen ontsnappen aan voor de strafrechtspleging. De vraag ook is of men dat zou willen. Een antwoord op die vraag ligt besloten in de interviews die ten behoeve van ons onderzoek naar civiel schadeverhaal zijn gehouden. Daarin zijn rechters, officieren van justitie6 en advocaten7 gevraagd naar hun opvattingen over de plaats en betekenis van civiel schadeverhaal via het strafproces.8 Zijn die opvattingen gewijzigd ten opzichte van wat daarover is opgetekend in de evaluatie van 2007?9 En hoe komen deze opvattingen tot uitdrukking in de besluitvorming inzake het civiele schadeverhaal? Voordat we dit aandachtspunt uitwerken, besteden we kort aandacht aan de opzet van het onderzoek en noemen we de belangrijkste bevindingen.
KW - schadevergoeding
KW - voeging benadeelde partij
KW - onevenredige belasting
KW - convergentie strafrecht/civielrecht
U2 - 10.5553/PROCES/016500762017096001002
DO - 10.5553/PROCES/016500762017096001002
M3 - Article
VL - 96
SP - 7
EP - 18
JO - PROCES
JF - PROCES
IS - 1
ER -