Dankers’ onderzoek is de zoveelste studie die er op
wijst dat het belang van milieuvervuilende en voor de
mens potentieel hormoonverstorende stoffen niet té
licht mag worden opgevat. Ook toxicologe
Majorie van
Duursen
(Universiteit Utrecht) die al een tijdje onderzoek
doet naar deze stoffen onderschrijft dat: “De effecten
van milieuvervuilende/hormoonverstorende
stoffen zijn vaak subtiel. Er zijn effecten bekend op het
schildklierhormoon, immuunsysteem en zenuwstelsel,
met name op de neurologische ontwikkeling bij prenatale
blootstelling. Ook zijn er mogelijk verbanden met
afwijkingen van mannelijke voortplantingsorganen,
subfertiliteit, borstkanker, diabetes en obesitas.”
Op de vraag of de (huis)arts aan de hand van
klinische kenmerken opstapeling van deze stoffen
zou kunnen diagnosticeren, antwoordt ze: “Causaal
verband op individueel niveau tussen blootstelling
en effecten zijn niet vast te stellen door een
huisarts omdat het hier gaat om lage, chronische
blootstelling aan meerdere stoffen en subtiele effecten.
Die worden vaak pas later in het leven
zichtbaar. Helaas zijn er weinig (wettelijke) maatregelen
die daar rekening mee houden.”